Een goed luisteraar:
- kijkt de ander aan als hij praat
- stelt vragen ter verduidelijking van wat de ander zegt
- geeft blijk van belangstelling door naar gevoelens te vragen
- vat samen wat de ander gezegd heeft
- jaagt de ander niet op als hij iets vertelt
- is evenwichtig en kalm
- reageert met hoofdknikjes, glimlacht of fronst zijn wenkbrauwen
- let voortdurend op
- valt de ander niet in de rede
- blijft bij hetzelfde onderwerp, totdat de ander zijn gedachten heeft geformuleerd
- is niet in zijn hoofd al argumenten aan het verzinnen terwijl de ander nog praat