Je eerdere ervaringen, normen en waarden kleuren de bril waardoor je naar de realiteit kijkt. Deze bril kan bestaan uit:
Vooroordelen
Oordelen koppelen aan (sub)groepen mensen.
Bijvoorbeeld: Ambtenaren zijn lui en docenten autoritair.
Het Halo-effect
Een enkele eigenschap van een persoon bepaalt hoe je hem of haar verder ziet.
Bijvoorbeeld: Hij speelt accordeon en dus zal hij wel van gezelligheid houden.
Projectie
Een gevoel dat je zelf (onbewust) hebt, menen te herkennen bij een ander.
Bijvoorbeeld: Jij bent erg gespannen voor een groepsbijeenkomst en je ziet iemand anders zweten en jij denkt: hij zal wel gespannen zijn.
Denken aan een half woord genoeg te hebben
De helft horen en er van uitgaan dat eigen waarnemingen en oordelen volledig zijn.
Bijvoorbeeld: “Ja, daar weet ik alles van”
Generaliseren
Uitsluitend denken in algemene termen.
Bijvoorbeeld: Alles loop fout.
Besef dat iedereen een gekleurde bril heeft. Misverstanden zijn niet te voorkomen. Door je bewust te zijn van jouw bril, kun je hem ook afzetten om een andere blik te krijgen.